Een goed cijfer is één, maar iets kunnen …

rapport
Anno 2013 stel ik regelmatig vast dat jongeren een goed cijfer kunnen scoren, maar het geleerde niet altijd even goed in de praktijk kunnen brengen. Zijn zij dat schuld of zijn wij dat schuld?

Jonge kinderen beschikken over een aangeboren drang om te leren, te experimenteren en te ontdekken. Dat zien we vooral in de leeftijd tot circa 12 jaar. Ze willen nieuwe dingen leren, dingen nadoen en vooral meedoen. Ze gaan daar volledig in op, hebben een groot doorzettingsvermogen en vergeten alles om zich heen. Hebben ze iets geleerd dan willen ze dat vooral graag laten zien aan hun omgeving. Wanneer die positief reageert en complimenten geeft, wordt de leerbehoefte nog verder gestimuleerd.

Op de basisschool leren de kinderen vooral in groepen. Aan het begin van de week krijgen ze hun weekopdrachten en daar werken ze zich langzaam en vooral spelenderwijs doorheen. De leden van de groep helpen elkaar en de leerkracht biedt additionele ondersteuning wanneer nodig. Aan het eind van de basisschool worden de elf en twaalfjarigen voorbereid voor de middelbare school. Voor enkele vakken veranderen de beoordelingen langzaam van kwalitatieve aanduidingen (onvoldoende, voldoende, goed, enz. ) in concrete cijfers (1 tot 10). Ook wordt huiswerk meegegeven zodat het kind alvast een beetje kan wennen aan wat hem/haar te wachten staat.

Op de middelbare school verandert heel veel. Zware boekentassen moeten worden gesjouwd, te laat komen betekent écht straf, spelend leren wordt vervangen door zelfdiscipline en zelfstandig werken. Schriftelijke en mondelinge overhoringen, proefwerken, huiswerk maken en thuis leren – dat gebeurt allemaal individueel want werken in groepen vindt op de middelbare school niet of nauwelijks meer plaats.

Behaalde resultaten worden alleen nog in cijfers uitgedrukt. En als je goede cijfers haalt – of beter: wanneer je niet teveel slechte cijfers haalt – dan mag je aan het eind van het schooljaar naar de volgende klas; dan ben je over. De toppers die worden doorgaans nog wel eens in het zonnetje gezet maar verder wordt gewoon verwacht dat je voldoendes haalt – dat is “normaal”. Haal je die niet, dan blijf je zitten. Als het al niet wordt gezegd, dan merk je op alle mogelijke manieren dat dat een schande is; dat je niet voldoet; dat je duidelijk beneden het gemiddelde functioneert en eigenijk hier niet thuis hoort. Heb je daarentegen alle klassen goed doorlopen dan krijg je je diploma en mag je naar de volgende school waar het liedje dan weer van voor-af-aan begint. Dit kennen we allemaal, want zo werkt het al jaren.

Hoe vreemd is het dan wanneer een student op vervolgopleidingen zoals MBO, HBO of WO zich voornamelijk richt op het behalen van voldoendes in plaats van op het verwerken en toepassen van kennis of het ontwikkelen van vaardigheden. Veel studenten doen gewoon precies wat ze is geleerd en waarvoor ze worden beloond: het kunstje uitvoeren en een voldoende halen. Ze stoppen alles in hun korte termijn geheugen, gaan voor een 5,6 (afgerond 6) en wat de betekenis of bruikbaarheid is van hetgeen ze leren, vragen ze zich veelal niet eens af. Waarom zouden ze ook – daar worden ze immers helemaal niet op afgerekend of voor beloond. Op die manier krijgen ze geen uitbranders en vallen ze niet buiten de boot. En als ze dat het hele jaar goed doen, gaan ze over en krijgen van vader/moeder en eventueel opa’s/oma’s een financiële beloning of andere blijk van waardering. Of ze écht iets geleerd hebben, of ze wijzer zijn geworden en of ze iets kunnen met die puntenlijst, daar wordt eigenlijk niet over gesproken. Het gaat immers om de punten, toch?

En het houdt maar niet op, want als ze later gaan solliciteren, dan worden ze gewogen aan de hand van hun diploma’s en de cijferlijsten. Naar houding, gedrag, doorzettingsvermogen, sociale vaardigheden en dat soort dingen wordt nauwelijks gekeken.

Een ander probleem schuilt in het systeem dat “overgaan” alleen mogelijk maakt wanneer de vereiste scores voor de voorgeschreven vakken worden gehaald. De eenheidsworst is gevraagd – afwijkingen worden niet getolereerd. En dat betekent dat de onhandige jonge meid die geen enkel begrip heeft voor absolute vakken maar uitermate taalvaardig is, de school vroegtijdig moet verlaten omdat ze niet voldoet. Of de jonge man die ontzettend sterk is in die absolute vakken maar dramatisch slechts in zijn talen; ook hij mag vertrekken. Door om eenheidsworsten te vragen verliezen we de uitschieters – en het zijn vaak de uitschieters die het verschil kunnen maken!

Daarom wordt het tijd dat we eens gaan kijken naar andere vormen van beoordeling en waardering. Proefwerkpunten, rapportcijfers en diploma’s mogen niet langer heilig zijn – ze zijn niet meer toereikend. Want als dat zo zou zijn zouden bedrijven alleen worden geleid door de beste managers, regeringen gevormd door de allerbeste politici, banken door de beste bankiers, … En dan zouden anno 2013 geen bedrijven failliet gaan, politici ons op een grandioze wijze door de crisis loodsen en banken wellicht niet eens failliet zijn gegaan.