Oude geroeste tandwielen, die moet je vervangen …

werk-in-uitvoering

Laatst trof ik op een verjaardagsfeestje een paar vrienden van weleer. Wat een leuk weerzien had kunnen worden, werd uiteindelijk een behoorlijke teleurstelling én bevestiging.

Roeland  (53) – ja natuurlijk, ik heb zijn naam aangepast – is recent werkeloos geworden. Het bedrijf waar hij jaren hard heeft gewerkt en zich dag-en-nacht voor heeft ingezet, is failliet gegaan. Hij, samen met een kleine honderd collegae, zijn op straat komen te staan. En gezien zijn leeftijd is er weinig kans op een nieuwe baan.

Jan (55) – ja, ook die naam heb ik aangepast – is al zeven jaar werkeloos. Hij werkte op een bank en we weten allemaal wat daar tijdens de bankencrisis is gebeurd. Hij kreeg een ‘royale’ handdruk en heeft een jaartje genoten van zijn vrije tijd. Aanvankelijk dacht hij dat het zo’n vaart niet zou lopen, maar uiteindelijk moest hij aanspraak maken op een Bijstandsuitkering. Toen bleek dat hij veel te duur woonde moest hij verkassen. Inmiddels woont hij al zo’n vier jaar in een volksbuurt. Een kleine honderdvijftig sollicitatiebrieven heeft hij verstuurd en twee keer mocht hij op gesprek komen. Maar hij wilde ‘niet inleveren’ en daarom werd hij afgewezen. Je zou denken dat hij daar nu, nu hij met een uitkering moet rondkomen, spijt van heeft, maar niets is minder waar. ‘Ik ben toch niet gek. Ik heb toch niet jaren geploeterd om me met anderhalf keer modaal te laten afschepen’. Toen ik vroeg waar hij dan had geploeterd werd duidelijk dat hij een 36-urige werkweek met dertig vrij opneembare verlofdagen en de nodige secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden anders interpreteerde dan ik (…)

José (45) – ja, … – was ook aanwezig. Zij is drie jaar geleden gescheiden en woont sindsdien met haar dochter van elf op een flatje. Ze heeft op het atheneum gezeten en daarna een secretaresse opleiding gevolgd. Toen ze moeder werd is ze met werken gestopt. Ze wil wel aan de slag, maar krijgt afwijzing na afwijzing: haar PC-vaardigheden zijn onvoldoende, ze spreekt alleen Nederlands en Duits, wil parttime werken (5 x 6 uur) en niet te ver van huis (max. 5 km). O-ja, en eigenlijk vindt ze dat het verschil in inkomen tussen werken en uitkering te weinig is. ‘Dan kan ik toch net zo goed thuis blijven’, zegt ze.

Martin (51) is er ook. Hij werkte als operator in continudienst bij een kunstmestboer in de buurt. Daar maken ze kunstmest (ja, wat anders?). Eerst werd het ploegendienstrooster veranderd waardoor zijn salaris met 4% daalde. Toen werd de fabriek vergaand geautomatiseerd en gemechaniseerd, werden de ploegen verkleind en moest hij vooral in de meetkamer achter de schermen zitten. Mensen werden vervangen door computers en daar had hij helemaal niets mee. Uiteindelijk werd het bedrijf verkocht, en nog eens verkocht. Twee jaar later vertelde zijn baas hem dat hij boventallig was. Ze boden hem een jaarsalaris. Hij paste niet meer in het team, maar hij begreep dat dat was omdat hij niet goed met die computers overweg kon en liever zijn handen uit de mouwen stak ín de fabriek. ‘Die dikkop met zijn kut computers meent het allemaal beter te weten, maar als hij een schop in handen zou moeten nemen om bij een storing de rotzooi langs de lijn op te ruimen, dan weet hij niet hoe hard hij moet weglopen. Daar was ik wél goed voor!’ En dan volgen nog meer verwensingen die ik hier maar niet herhaal.

Pete (28) was er ook. Hij vertelt dat hij net terug is uit Ostróda, een kleine 220 km van Warschau vandaan. Twee keer per maand rijdt hij daar naar toe, brengt naaimachines ter reparatie en neemt gerepareerde machines weer mee terug. Hij vertrekt op donderdagmorgen vanuit Gulpen waar hij woont en arriveert in de avond in Ostróda waar hij bij een collega overnacht die is getrouwd met een Poolse jonge vrouw. ’s Vrijdags gaat hij naar de fabriekshal, laadt de defecte machines uit en controleert de gerepareerde machines. Na een korte nacht bij zijn collega vertrekt hij rond vier uur in de nacht om op zaterdag met zijn vriendin te kunnen avondeten.

José, Jan,  Roeland en Martin vinden het belachelijk dat hij zoveel uren in zijn vrije tijd maakt en daar nauwelijks iets voor krijgt betaald. Maar Pete blijft onverschrokken: ‘Ik heb werk, jullie zitten thuis.’ De reacties van de vier anderen zijn zeer afkeurend. ‘Mensen zoals jij maken het voor ons, eerlijke werkers die fatsoenlijk willen worden behandeld én betaald, kapot. Jij bent niet solidair!’

Dan mengt Rogier zich in het gesprek. Hij is een succesvol ondernemer en houdt, zoals hij zegt een kleine vijf-en-twintig man aan het werk met zijn installatiebedrijf. Hij levert, plaatst en onderhoudt warmtepompen en zonnepanelen. ‘Als je wil werken, dan ís er werk. De tijden zijn veranderd en op je luie reet zitten en je salaris opstrijken is verleden tijd. Voor zo iemand tien anderen!’

Ik heb de discussie op enige afstand gevolgd. José, Jan, Roeland en Martin worden kwaad. Pete trekt zich langzaam terug maar Rogier blijft olie op het vuur gooien. ‘Jullie zijn gewoon parasieten’ zegt hij. ‘Oude geroeste tandwielen. Die moet je uit de machine verwijderen en vervangen door nieuwe kunststof versies. Dat vind jij toch ook Pete?’ Maar Pete is weggelopen. Het duurt niet lang of het groepje wordt groter. Ik ken ze niet allemaal, maar tien minuten later hebben zich twee fronten gevormd. Ik volg ze niet meer en pak mijn jas, bedankt de gastheer en vertrek.

Buiten zie ik Pete die beteuterd staat te kijken. Zijn fiets is gestolen. Omdat ik pas over anderhalf uur met de auto wordt opgehaald, stel ik voor dat we wat drinken in het café op de hoek van de straat. ‘Als je wacht totdat mijn vriendin met de auto komt, kunnen wij je wel even thuis afzetten’ zeg ik en Pete stemt in. En zo zitten we enkele minuten later in een gezellig buurtcafétje waar een rustige en gezellige sfeer heerst.

‘Je had het blijkbaar ook niet meer naar je zin’, zo open ik ons gesprek. En Pete beaamt dat hij er schoon genoeg van had: ‘Iedereen heeft wat te mekkeren. In plaats van de schouders er onder te zetten, kakken ze allemaal in.  Natuurlijk zou ik ook graag drie keer modaal verdienen met zo-goed-als-niets doen. Maar de werkelijkheid is toch dat het geld niet in de bomen groeit en je gewoon toegevoegde waarde moet leveren om daar jouw deel van te krijgen. Is dat nou zo moeilijk te begrijpen?’

Pete heeft gelijk. En zijn vraag is terecht: Is dat nou zo moeilijk te begrijpen?