En passant: een toevallige ontmoeting

602841_10201755717392106_1707556869_n

In de afgelopen zes maanden heb ik met grote regelmaat over de N11 gereden. Vier weken geleden werd deze vanwege wegwerkzaamheden voor bijna twee weken afgesloten en was ik genoodzaakt om te rijden. Vorige week ging de weg weer open (…)

Eigenlijk is het helemaal niets bijzonders: ik rij gewoon twee en soms drie keer per week van Sittard naar Leiden waar ik bij mijn opdrachtgever een paar projecten uitvoer. Het is een flink eind, maar de prettige werksfeer en collegae alsook de projecten maken die reisafstand ruimschoots goed.

Deze route regelmatig rijdend en eigenlijk altijd zo’n beetje op dezelfde tijden, ga je auto’s herkennen en de mensen die die auto’s besturen. Zo was er een lichtblauwe BMW cabrio waarin ik regelmatig een jonge vrouw en een iets oudere man zag rijden. Soms reed hij, maar meestal zij. Ik herinner me die auto heel goed, omdat zij mij eens inhaalde en opeens zonder richting aan te geven naar rechts reed. Ik moest boven op de rem staan om een ongeluk te voorkomen. Hij maakte een verontschuldigend gebaar in mijn richting en het was duidelijk dat hij haar daarna flink uitfoeterde. Een paar dagen later zag ik hen weer en toen reed hij. Dat was vlak voordat de N11 sloot.

Misschien dat ik het me gewoon maar verbeeld, maar toen de N11 weer open was, was het net alsof de mensen in de auto’s blijer waren. Nouja, zelf was ik dat in ieder geval wel. Het was een warme dag geweest en toen ik in Leiden wegreed opende ik beide linker ramen en het zonnedak. En meezingend met het nummer Europe’s Skies van Alexander Rybak kon mijn thuisreis eigenlijk niet meer stuk. Een half uur later stond ik voor de stoplichten op de N11 bij de Rabobank. Een rode Opel Corsa stopte naast me en ik keek naar links – daar zat zij – de jonge vrouw uit de BMW cabrio. De ramen waren open en ze lachte naar me. Ik zette de audio zachter en ze vroeg ‘welk nummer is dat?’ Maar voordat ik kon antwoorden sprong het stoplicht op groen, haalde ze haar schouders op en reed weg. Ze bleef net iets onder de maximum snelheid rijden en daarom haalde ik haar in. Terwijl ik passeerde keek ze me weer aan en maakte een gebaar en omdat ik het niet meteen begreep herhaalde ze het. Ze vroeg me blijkbaar om ergens te stoppen en iets met haar te drinken. Och, waarom niet …

Ik stopte bij het eerstvolgende tankstation en zij stopte even later naast me. ‘Trek in een kop koffie’ vroeg ze. En even later liepen we naar binnen. ‘Waar heb ik dat mee verdiend’, vroeg ik. ‘Och’, zei ze, ‘dat is het minste, nadat ik je toen-laatst heb gesneden met de auto van mijn broer. Zag je hoe woedend dat hij was? Ik heb daarna niet meer in zijn auto mogen rijden.’ ‘Eigenlijk had ik verwacht dat je er een ongeluk mee had gebouwd’, zei ik, ‘dus dat valt me nog wel mee. Maar eerlijk-is-eerlijk, ik kan je broer niet helemaal ongelijk geven.’ Ze lachte … ‘Ik vind het heerlijk om in zijn auto te rijden’, zei ze, ‘vooral met de kap eraf geeft me dat een enorm gevoel van vrijheid. Ik zou er zelf wel zo eentje willen kopen, maar zo’n auto is voor mij veel te duur.’

We kletsten nog een tijdje en toen namen we afscheid. En toen gingen we weer onze weg. Niets gebeurd, gewoon leuk gesprek, goedkope koffie, geen knuffel. En de naam van de song heb ik haar niet verteld, vergeten.

Ik dacht er net even aan terug. Aan gewoon zo’n moment uit het leven. En passant kruisen de wegen van twee onbekenden elkaar, een kort en vluchtig moment. En dan vervolgt ieder weer zijn eigen weg.

P.S.
De foto is niet van haar, maar ze lijkt er wel heel erg op.