
Er wringt iets fundamenteels in onze democratie. We verwachten van vaklieden in de zorg, het onderwijs of de bouw dat ze gedegen opgeleid en aantoonbaar bekwaam zijn. Maar wie ons land bestuurt, mag zonder enige formele kwalificatie minister worden. Geen selectie, geen toetsing, geen bewijs van kennis.
We worden bestuurd door mensen die over miljarden beslissen, zonder dat iemand ooit heeft vastgesteld of ze daar competent voor zijn. In elk ander beroep zou dat ondenkbaar zijn. Niemand zou zijn geld toevertrouwen aan een chirurg of een ingenieur die “het gewoon goed bedoelt”. In de politiek geldt: wie het juiste netwerk heeft, komt ver – ook zonder verstand van het vakgebied. Waarom accepteren we het wel in de politiek?
Van idealisme naar amateurisme
Minister worden is formeel geen beroep maar een functie. Er bestaat geen opleiding, geen beroepsorganisatie, geen beroepscode. Vaak komen ministers voort uit partijpolitieke circuits waar loyaliteit zwaarder weegt dan deskundigheid. De route naar de macht verloopt via partijfuncties, commissies en netwerken — niet via bewezen bekwaamheid. Daarmee is politiek een ambacht zonder leermeesters geworden. Beleidsfouten, ondoordachte maatregelen en ad-hoc besluiten zijn het voorspelbare gevolg van een systeem dat onervarenheid beloont zolang het de juiste partij dient. Het resultaat is beleid dat eerder politiek wenselijk dan maatschappelijk effectief is. Ministers wisselen te snel, beleid wordt niet afgemaakt, verantwoordelijkheid verdampt.
De paradox van democratie
Ooit mochten vrouwen niet stemmen omdat men vond dat ze “er geen verstand van hadden”. Vandaag mag iedereen stemmen – en dat is terecht. Maar tegelijkertijd hebben we een systeem waarin de uitkomst van die stem soms leidt tot bestuurders die ook “er geen verstand van hebben”.
Democratie is geen garantie voor kwaliteit. Ze garandeert alleen inspraak. Kwaliteit vraagt meer: inzicht, analyse, kennis van wet- en regelgeving, en het vermogen om complexe maatschappelijke systemen te begrijpen.
De noodzaak van politieke professionalisering
Als we willen dat beleid rationeler, consistenter en geloofwaardiger wordt, moeten we durven eisen stellen aan de bekwaamheid van bestuurders. Dat hoeft niet in strijd te zijn met democratie, zolang het transparant gebeurt. Ik onderscheid een paar mogelijke maatregelen:
- Minimale kwalificatie-eisen voor ministers, vergelijkbaar met andere topfuncties binnen de overheid. Geen diploma-fetisj, maar aantoonbare kennis van het beleidsdomein.
- Selectie- en geschiktheidstoetsen, zoals psychologische en analytische tests die nu al verplicht zijn voor topambtenaren of bestuurders in de zorg.
- Onafhankelijke benoemingscommissie, die de balans bewaakt tussen politieke voorkeur en inhoudelijke deskundigheid.
- Verplicht leertraject voor nieuwe bewindspersonen, inclusief training in bestuurskunde, besluitvorming, ethiek en crisiscommunicatie.
Dit zijn geen bureaucratische obstakels, maar noodzakelijke waarborgen. Een minister die miljarden beheert, zou minimaal dezelfde toetsing moeten ondergaan als de financieel directeur van een middelgroot bedrijf.
Kiezen op kennis, niet op kleur
Een fundamentele verandering begint bij de kiezer. Campagnes draaien te vaak om wie “leuk”, “authentiek” of “dicht bij de mensen” is. Terwijl politiek geen talentenjacht hoort te zijn, maar een serieuze opdracht tot bestuur. Verder zou de kiezer niet alleen moeten kijken naar ideologie, maar ook naar competentie en integriteit. Dat kan worden versterkt door onafhankelijke profielschetsen van kandidaten, verplichte openbaarmaking van cv’s, en een transparant overzicht van relevante ervaring per ministerie. Ook zouden partijen zelf de moed moeten tonen om deskundigheid boven loyaliteit te stellen. De beste kandidaat is niet per se degene met de langste partijlidmaatschapskaart, maar degene die bewezen heeft problemen te kunnen oplossen.
Dialoog in plaats van dogma
Deskundigheid alleen is niet genoeg. Politiek is geen technocratie, maar een samenspel van waarden, belangen en maatschappelijke spanningen. Toch zou de toon van het debat volwassen moeten zijn. In plaats van elkaar publiekelijk af te vallen, zou de Tweede Kamer een platform moeten zijn voor rationele dialoog. Het meerpartijenstelsel kán een kracht zijn, maar alleen wanneer partijen bereid zijn naar elkaar te luisteren en hun gelijk niet tot wapen, maar tot uitgangspunt voor samenwerking maken.
Een nieuw criterium van gezag
Gezag komt niet voort uit partijtrouw, maar uit vakmanschap, integriteit en consistentie. De politiek moet terug naar de kern: dienen in plaats van domineren. Een minister hoeft geen allesweter te zijn, maar wel iemand met kennis van zaken, gezond verstand en het vermogen om te leren. Ministerschap is geen roeping meer, maar een verantwoordelijkheid die vakmanschap vereist.
Het zou de hoogste eer moeten zijn om een functie te vervullen die zó belangrijk is dat niet iedereen er zomaar voor in aanmerking komt. Pas dan kunnen we weer spreken van een politiek die het land werkelijk vertegenwoordigt — niet door volume, maar door bekwaamheid.
