Enkele weken geleden zaten we op zondagochtend aan het ontbijt. Ik was met mijn oudste zoon in gesprek maar hij werd afgeleid door zijn iPhone waarmee hij berichten ontving en waarop hij antwoord gaf. Ik vond dat niet prettig en we wisselden van gedachten of dit acceptabel was of niet. Onze standpunten waren kort samengevat Ja (hij) en Nee (ik).
Na afloop van het gesprek besloot ik eens wat verder na te vragen in mijn netwerk en zo verstuurde ik een Tweet en die kwam ook op Facebook. De reacties waren onvoldoende om conclusies te trekken en daarom heb ik aansluitend twee enquêtes uitgezet die samen iets meer dan 600 reacties opleverden. De response heb ik in de eerste tabel verwerkt en daarbij heb ik de respondenten in drie leeftijdscategorieën verdeeld. Dit heb ik gedaan op basis van het feit dat de eerste groep is opgegroeid in een wereld waarin de social media en smartphone min-of-meer altijd hebben bestaan. De tweede groep heeft zo’n beetje de helft van hun leven zonder deze middelen geleefd en de derde groep heeft het merendeel van hun leven deze middelen niet gekend. Voor het gemak noem ik deze groepen de jongeren, middengroep en ouderen.
Vervolgens heb ik de resultaten omgerekend in percentages:
Zoals uit de tweede tabel blijkt beschikt 87% van de middengroep en 84% van de jongeren over een smartphone. Deze aantallen liggen heel dicht bijeen. Van de ouderen beschikken 71% over een smartphone maar ook dat is een respectabel aantal.
Van social media maken 88% van de jongeren gebruik; dit aantal ligt iets hoger dan het percentage smartphones in deze groep. Van de middengroep maakt 81% van social media gebruik en dit aantal ligt iets lager dan het percentage smartphones in de deze groep. Bij de ouderen ligt het social media gebruik significant lager dan het bezit van smartphones. Het vermoeden bestaat bovendien dat zij meer gebruik maken van de computer voor social media dan van de smartphone. Helaas heb ik verzuimd deze vraag in mijn onderzoek mee te nemen zodat ik dit vermoeden niet met cijfers kan onderbouwen.
Op de vraag “Vind je het acceptabel dat je gesprekspartner tijdens ontbijt, lunch of diner een smartphone gebruikt om te chatten (bijvoorbeeld SMS, iMessage of WhatsApp)”, hebben 51% van de jongeren positief geantwoord, 73% van de middengroep en 11% van de ouderen. Het percentage jongeren is duidelijk lager dan ik had verwacht terwijl het percentage van de middengroep juist veel hoger is. Voor het percentage van de jongeren heb ik geen goede verklaring gevonden. Bij de middengroep heb ik vastgesteld dat zij zelf regelmatig emails lezen, een text-bericht ontvangen, lezen en op reageren en dat ook telefoneren helemaal niet zo’n grote uitzondering is. Dat laatste lees ik in het vrije tekstveld waarin aanvullende opmerkingen konden worden gemaakt; ik had er niet naar gevraagd.
Naar aanleiding van dit onderzoek heb ik mijn mening ten aanzien van het gebruik van de iPhone door mijn zoon bijgesteld. Ik vind het nog steeds niet prettig, maar ik moet erkennen dat zijn gedrag prima past binnen zijn leeftijdsgroep en dat hij zelfs in de middengroep uitstekend zou passen. In een goed gesprek – nog voordat het onderzoek was afgerond – zijn we overeengekomen dat hij het gebruik van zijn iPhone tijdens het eten beperkt en zijn tafelgenoten de volle aandacht geeft in een gesprek. Dat heeft hij overigens zélf voorgesteld en daar was ik heel tevreden mee. Overigens heb ik me pas later gerealiseerd dat ik zelf ook wel eens een SMS-bericht heb ontvangen, gelezen en beantwoord tijdens het eten. En zelfs ben ik wel eens gebeld door een klant en ook dat gesprek heb ik toen aangenomen.
Met het hieronder vermelden van enkele reacties die ik via Twitter, Facebook en in het onderzoek krijg, besluit ik mijn onderzoek en dank ik eenieder die eraan heeft meegewerkt.
- Mijn kinderen moeten hun Smartphone uitschakelen en op de kast leggen voordat ze aan tafel plaats nemen.
- Aandacht verdelen over hun Smartphone en een gesprek werkt niet, maar jongeren denken dat dat wél kan. Onzin!
- Het begonnen gesprek maak je af voordat je een nieuw begint. Dat geldt zowel voor chatten als voor een gesprek met iemand aan tafel.
- ‚Is het echt belangrijk, dan SMS of chat even, maar daarna a.u.b. weer uitzetten”
- Als je onverdeelde aandacht wil, dan stuur je je zoon toch een SMS – dan reageert hij met een SMS en heb je toch ook zijn aandacht …
- Ik ben erop tegen, maar mijn zoon heeft me erop gewezen dat ik het zelf ook doe. Daar kan ik dan niets tegenin brengen.
- Ik doe gewoon hetzelfde als mijn zoon me iets vraagt; vooral wanneer ze iets van me wil.
- Als het je stoort neem je ze de telefoon toch gewoon af.
- Ik gebruik SMS niet tijdens het eten, maar wel af-en-toe Siri op de iPhone.
- Kun je niets aan doen, is de jeugd.
- Als ik zo’n dure iPhone had, zou ik er ook de hele dag mee spelen (respondent: 72 jaar).