Nut en beperkingen van de VN

De Verenigde Naties zijn al decennia het belangrijkste wereldforum voor samenwerking en conflictbeheersing. Maar hoe effectief is de organisatie werkelijk? Haar geschiedenis toont zowel indrukwekkende successen als schrijnende mislukkingen, ingegeven door machtspolitiek en het beruchte vetorecht.

Sinds haar oprichting in 1945 is de Verenigde Naties (VN) de plek waar staten elkaar formeel ontmoeten, onderhandelen en afspraken maken. De organisatie heeft belangrijke resultaten geboekt: de dekolonisatiegolf van de jaren vijftig en zestig, verdragen over mensenrechten en zeerecht, coördinatie van humanitaire hulp en de ontwikkeling van internationale rechtsstructuren. Tegelijkertijd is de VN vaak machteloos gebleken wanneer grootmachten lijnrecht tegenover elkaar stonden.

Een belangrijke reden ligt in de structuur van de organisatie. De VN bestaat uit meerdere organen, waarvan de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad de bekendste zijn. In de Algemene Vergadering heeft ieder van de 193 lidstaten een stem. Resoluties daar zijn meestal niet-bindend, maar tonen wel hoe de internationale opinie zich vormt. De Veiligheidsraad daarentegen is het machtigste orgaan van de VN. Deze Raad kan als enige besluiten nemen die juridisch bindend zijn voor alle lidstaten, bijvoorbeeld sancties of het inzetten van vredesmachten.

Toch is die macht sterk begrensd. De Veiligheidsraad telt vijftien leden: tien gekozen landen die telkens voor twee jaar zitting hebben en vijf permanente leden — de Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Juist deze vijf beschikken over het vetorecht. Daarmee kan elk van hen een resolutie tegenhouden, ongeacht de steun van de rest van de wereld. Dat betekent dat de Veiligheidsraad vaak verlamd raakt zodra de belangen van een van de grootmachten in het spel zijn. Formeel is de Raad dus het hoogste uitvoerende orgaan van de VN, maar in de praktijk staat hij óók los van de organisatie als geheel, omdat beslissingen zo afhankelijk zijn van geopolitieke wil.

Dat spanningsveld wordt duidelijk in de praktijk.

  • Suezcrisis 1956: Groot-Brittannië en Frankrijk blokkeerden aanvankelijk resoluties, totdat de VS en de Sovjet-Unie gezamenlijk druk uitoefenden. Pas toen werkte de VN.
  • Rwanda 1994: Ondanks duidelijke signalen van genocide slaagde de Veiligheidsraad er niet in tijdig in te grijpen; troepen werden zelfs teruggetrokken.
  • Irak 2003: De VS en het VK rechtvaardigden hun invasie zonder mandaat van de Veiligheidsraad, omdat een veto dreigde.
  • Oekraïne 2022: De Algemene Vergadering veroordeelde de Russische invasie, maar in de Veiligheidsraad blokkeerde Rusland elke bindende actie.

Deze voorbeelden laten zien dat de VN tegelijk onmisbaar én beperkt is. Normstelling en diplomatieke druk zijn waardevol, maar zonder overeenstemming tussen de permanente leden blijft afdwingbare macht uit.

Financieel is de VN sterk afhankelijk van een beperkt aantal landen. De VS betaalt circa een vijfde van de reguliere begroting en een kwart van de kosten voor vredesmissies. China is inmiddels tweede betaler, terwijl de EU als blok en lidstaten gezamenlijk eveneens substantieel bijdragen. Dit geeft invloed, maar ook kwetsbaarheid: zowel Washington als Peking gebruiken hun financiële rol als hefboom. Rusland leunt vooral op zijn vetorecht, India probeert via vredesmissies en diplomatie zijn claim op een permanente zetel te onderbouwen. Europa positioneert zich als voorvechter van multilaterale samenwerking, maar mist interne eenheid om structurele hervorming af te dwingen.

De relatie met de VS toont de paradox. Washington gebruikt de VN voor legitimatie en coördinatie wanneer het uitkomt, maar handelt vaak unilateraal of in coalities buiten de VN om. Voor China geldt dat de VN een instrument is om soevereiniteit te verdedigen én invloed in Afrika en Azië uit te bouwen. Rusland benut het platform om internationale isolatie te doorbreken. India en Brazilië dringen aan op hervorming van de Veiligheidsraad, maar stuiten op verzet van de huidige machthebbers.

De toekomst van de VN hangt samen met de vraag of hervormingen mogelijk zijn. Kleine stappen zijn denkbaar, zoals transparantie rond veto’s en een uitbreiding van het aantal niet-permanente zetels. Structurele hervormingen, zoals het inperken van het vetorecht of het toevoegen van nieuwe permanente leden, zijn politiek vrijwel onhaalbaar.

De VN blijft daarmee een hybride. Geen wereldregering, maar wel een onmisbaar platform. Normstelling, legitimiteit en coördinatie zijn haar sterkste troeven. Bij harde macht en acute crises is ze afhankelijk van de wil van de grootmachten.

In essentie is de VN onmisbaar als forum voor overleg en normstelling, maar blijft haar slagkracht beperkt door het vetorecht en de belangen van de grootmachten. Zonder hervorming zal de kloof tussen morele autoriteit en daadwerkelijke macht verder groeien, en dreigt de organisatie te vervallen tot een symbool van internationale samenwerking, terwijl de echte beslissingen buiten haar muren worden genomen.