Net vijftig jaar geleden was het nog zeer ongebruikelijk om met het vliegtuig op vakantie te gaan. Zelfs zakelijke vliegreizen waren zeldzaam. Natuurlijk omdat vliegen gewoon kostbaar was, maar ook omdat we nauwelijks zaken deden met verafgelegen landen.
Vanaf de jaren zeventig is de situatie echter heel snel veranderd. Vliegen is zeer betaalbaar geworden en de komst van het Internet heeft internationaal zakendoen een enorme boost gegeven. Landsgrenzen zijn vervaagd en grote mondiale bedrijven zijn ontstaan. Dientengevolge ben ik zelf een paar honderd keer naar buitenlandse vestigingen van mijn vroegere werkgevers elders in Europa en in de Verenigde Staten gevlogen. Van die reizen heb ik vrijwel altijd genoten: ze stelden me in de gelegenheid kennis te maken met andere culturen, denkbeelden, manieren van werken en organisatievormen. Langzaam ben ik daarbij steeds meer geprogrammeerde vooroordelen overboord gaan gooien en ben ik vrij-denkender geworden: ‘Wat de ander doet is niet verkeerd, maar veelal alleen anders. En wat wij doen is soms helemaal niet zo handig en het kàn ook anders’.
Maar ondanks mijn positieve ervaringen is er ook een keerzijde. En dan bedoel ik niet het feit dat mijn gezin me regelmatig heeft moeten missen. Nee, ik bedoel iets geheel anders:
- We reizen de hele wereld rond en doen zaken waar dat het gunstigst is. Dat betekent dat we de plekken waar we minder gunstig zaken kunnen doen, links laten liggen. Heel herkenbaar is bijvoorbeeld kleding die wordt geproduceerd in lage lonen landen. Of consumenten elektronica die in China wordt gemaakt door onderbetaalde krachten die 70 uur of meer per week moeten werken.
- Naar lage lonen landen verplaatste werkgelegenheid leidt tot werkeloosheid in ons eigen land. En omdat het doorgaans laagopgeleiden betreft, is de kans om nog ander werk te vinden gering. Voorbeelden vinden we in Twente (textiel industrie) en in Stadskanaal (Philips fabrieken) maar ook in Limburg waren medewerkers van DSM, NetCar en Sabic na boventalligheid nauwelijks meer aan de bak komen.
- Al lang profiteren de westerse landen van de armere landen. De westerse landen brengen daar dan relatief veel geld naar toe en krijgen op die manier een steeds grotere invloed. Dat gaat nog wel eens gepaard met (veel te) snelle cultuurveranderingen en meer dan eens resulteert dit in opstanden waarbij veel mensen het leven laten.
- Gezinnen verhuizen regelmatig mee naar het buitenland als expatriates. Ze krijgen een expat-training om zich aan te passen. Maar wat gebeurt als ze na jaren weer in eigen land terugkeren? Kunnen ze nog aarden? Wat gebeurt met de kinderen die in het buitenland zijn geboren – waar horen zij thuis? (…) Vaak valt zo’n gezin na verloop van tijd uit elkaar: vader en moeder (als ze niet al gescheiden zijn) wonen in het ene land, het oudste kind in een ander, het jongere weer in een ander. Is dat écht zo fijn?
- Blijf je langere tijd in het buitenland (of misschien wel permanent), reken dan erop dat je in een economisch mindere periode als buitenlander wordt aangemerkt en niet meer zo welkom bent. Denk maar eens aan Wilders die zich negatief uitlaat over Marokkanen in Nederland. En dan betreft het vaak mensen die al lang in Nederland zijn of er zelfs zijn geboren; die de Nederlandse nationaliteit hebben en die we in het verleden hard nodig hadden om het werk te doen dat de autochtone Nederlander niet wilde doen.
Mondiale mobiliteit heeft een zeer aantrekkelijke kant: mensen kunnen veel van elkaar leren, verdraagzamer worden en elkaar helpen. Maar dat is iets heel anders dan een massale mondiale verhuizing van werk en producten om maar zo veel mogelijk geld te verdienen. Geld dat ten goede komt aan grote bedrijven en aan de mensen voor wie werk echt op plaats één staat. De anderen kunnen wel eens flink pech hebben. Gebieden waar werkgelegenheid verdwijnt kunnen op termijn wel een probleemgebieden of armoede-regio’s worden – en daar is niemand bij gebaat.
Minder positief is ook het feit dat al dat mondiale verkeer zeer milieuonvriendelijk is. Ik doel dan op het feit dat het transporteren van elders geproduceerde goederen een enorme vervuiling met zich meebrengt. Maar dat vinden we veelal helemaal niet erg, vooral wanneer dat dan niet in onze directe omgeving is (…) En in de laatste jaren zien we ook steeds vaker dat het gevaar van de mondiale verspreiding van ongewenste bacteriën en virussen reëel is geworden. Denk maar aan de Vogelgriep, aan Sars en in de afgelopen maanden zelfs Ebola.
Misschien moet het toch maar eens iets minder. Meer local-for-local en de focus verleggen van zo-goedkoop-mogelijk naar duurzaam en respectvol. Werkgelegenheid in stand proberen te houden in plaats van elders zo goedkoop mogelijk produceren en daarmee werkeloosheid creëren. Mondiaal samenwerken in plaats van mondiaal exploiteren en uitbuiten. Ik ben er van overtuigd dat we daarmee met z’n allen veel beter zullen gedijen. En daarom maak ík me daar in ieder geval sterk voor.