Vaccinatie van kinderen verplicht ja/nee

‘Is dat jouw kind?’ Die vraag heb ik wel vaker gehoord en zo’n vreemde vraag is dat natuurlijk helemaal niet. Maar als het jouw kind is, mag je dan in alle opzichten over dat kind beslissen?

Voordat je het weet, koppel je aan de vraag (én vooral aan het antwoord) een aantal dingen die ogenschijnlijk helemaal niet zo vreemd zijn, maar die bij nader inzien ontegenzeggelijk vreemd en zo mogelijk zelfs fout zijn. Laat ik dit toelichten.

Als ik een auto koop met mijn eigen geld, dan mag ik stellen dat die auto van mij is. Het is een materieel bezit waarmee ik mag doen wat ik wil. Toch? Nee, dat mag ik niet! Zo is het niet toegestaan die auto overal waar ik wil neer te zetten, er zo hard mee te rijden als ik wil, botsautootje ermee te spelen, … Sterker nog, met de aankoop heb ik een aantal verplichtingen op me genomen. Zo moet ik de auto tenminste tegen WA verzekeren, motorrijtuigenbelasting betalen, onderhoud (laten) plegen zodat de auto veilig is en blijft (APK keuring) en winterbanden aanschaffen wanneer ik in de winterperiode naar Duitsland rij. Natuurlijk moet ik ook altijd de nodige documenten kunnen overleggen (kentekenbewijs en rijbewijs) wanneer ik daartoe door een politieagent wordt opgevorderd.

Voor andere objecten zoals een bromfiets, een woning, een geluidsinstallatie, sigaretten en weed-planten gelden ook allerlei regels. Natuurlijk zijn er ook objecten waar maar héél weinig regels voor gelden, maar er zijn er altijd! Al is het alleen maar dat ik het betreffende object niet zomaar bij iemand anders in de brievenbus mag stoppen of in de tuin gooien.

Een ander aspect dat gekoppeld is aan de vraag ‘is … van jou’ is het feitelijke bezit. Want soms ís iets helemaal niet van jou terwijl je het wel (tenminste tijdelijk) zo beschouwt en je ook navenant gedraagt. Denk maar eens aan de leaseauto of de huurwoning. Of aan een object dat je van iemand hebt geleend: Als je de LCD projector (ookwel beamer genoemd) van je werkgever (met diens goedkeuring) meeneemt naar de ledenvergadering van de zwemvereniging en iemand vraagt van wie die is. Dan antwoord je doorgaans niet met ‘van het salesteam van de afdeling Lighting van Philips’, maar met ‘van mij’. Want dát is wat de vrager wil weten.

Kom ik terug op de vraag ‘is dat jouw kind’. En natuurlijk antwoord je met ‘ja, dat kind is van mij’. Maar realiseer je dan ook dat aan dit vermeende bezit verplichtingen zijn verbonden. Verplichtingen en veelal ook verwachtingen waarbij opgemerkt dat de verplichtingen verplicht zijn en de verwachtingen hooguit moreel verplicht maar zeker niet méér dan dat.

Tot je verplichtingen behoort het opvoeden volgens de in Nederland geldende normen en waarden en volledig in lijn met de Nederlandse wetgeving. De verwachtingen worden veelal ingegeven door je omgeving, je culturele achtergrond of je geloofsovertuiging. En om aan al die verplichtingen en/of verwachtingen te voldoen is zo gemakkelijk nog niet:

  • Van jou als ouder wordt verwacht dat je je kind gezond opvoedt. Als jij rookt, mag je je kind best leren te roken. Dat je daar niet veel goeds mee doet, moge voor zich spreken, maar verboden is het niet. Je moet er wel mee wachten totdat het kind voldoet aan de wettelijke minimumleeftijd. En datzelfde geldt ook voor het gebruik van alcohol.
  • Hoe trots je ook op je kind bent, maar het op je schoot nemen en je auto laten besturen is niet toegestaan. Ook-al denk jij dat zowel de auto als het kind van jou zijn.
  • En hoewel jij je gezinsinkomen misschien verwerft met diefstal, is het je niet toegestaan je kind ook tot dief op te voeden.

Wordt op enig moment vastgesteld dat je tegen wettelijke verplichtingen zondigt, dan kun je hiervoor worden terechtgewezen. En als dat niet voldoende is om je gedrag bij te stellen, dan is ontzegging uit de ouderlijke macht en daarmee ‘afnemen van jouw kind’ een zeer reële optie waarover onze wetgever beschikt. En gelukkig maar.

Nu wordt de vraag gesteld of het jou- om wat voor reden dan ook – is toegestaan je kind niet (!) te laten inenten tegen allerlei ziektes.

Op 4 mei 2014 publiceerde RLT Nieuws een artikel met de titel ‘Crèches weigeren niet-ingeënt kind’. Daarin staat dat vijf crèches een kind dat niet is ingeënt tegen mazelen en de bof weigeren. Nog eens 118 crèches (van 560 gevraagde crèches) bevestigen van mening te zijn hetzelfde te mogen doen. In alle gevallen geven zij aan de gezondheid van de kinderen die wél zijn ingeënt hoger te waarderen dan die van de kinderen wiens ouders ze niet hebben laten inenten. Persoonlijk kan ik me hier goed in vinden. Er zijn echter mensen die hier (veelal vanwege hun geloofsovertuiging) anders over denken. Maar wat zegt onze wetgever?

  • Vaccinaties moeten besmettelijke ziekten verminderen of zelfs uitroeien. In het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) worden alle Nederlandse kinderen ingeënt tegen een aantal ziekten. Deze inentingen zijn niet verplicht.
  • Volgens de Wet Kinderopvang mogen kinderdagverblijven kinderen die niet zijn ingeënt niet zomaar weigeren. Maar omdat de wetgever ook heeft bepaald dat een kinderopvang ervoor moet zorgen dat de opvang plaatsvindt in een veilige en gezonde omgeving, is er enige vrijheid van handelen waarbij er reden kan zijn om een kind tenminste tijdelijk de toegang te ontzeggen. Bij een dispuut zal de rechter of het College voor de rechten van de mens oordelen of de weigering juridisch aanvaardbaar is of niet.
  • Artikel 11 van de Grondwet vermeldt de onaantastbaarheid van het eigen lichaam. Dit artikel geldt zolang er geen wetten zijn die anders luiden. Zolang er geen wetgeving voor verplichte vaccinatie is, kán vaccinatie dus ook niet verplicht zijn.
  • Alleen in geval van een dreigende pandemie kan de Nederlandse wet buiten spel worden gezet door regelgeving van de WHO die een verplichte vaccinatie kan afdwingen.

In Nederland is er dus veel vrijheid ten aanzien van het bepalen of ‘mijn kind’ wordt ingeënt of niet. Andere landen daarentegen tenderen meer naar een verplichte vaccinatie. Zo is in België de poliovaccinatie verplicht: Ga je niet naar het consultatiebureau (bureau Kind & Gezin) dan wordt dit doorgegeven aan Jeugdzorg die dan thuis komen controleren en die zo-nodig het kind uit huis plaatsen.

Formeel gezien is deelname aan het rijksvaccinatieprogramma in Nederland dus vrijblijvend. Als ouders weigeren hun minderjarig kind te laten inenten, dan houdt het op. En getuige het inentingspercentage van ruim 95% functioneert de vrijwillige vaccinatie in Nederland nog vrij goed. Opgemerkt wordt overigens dat artsen in uitzonderlijke gevallen kunnen voorbijgaan aan de bezwaren van ouders, bijvoorbeeld wanneer de ouders een bloedtransfusie voor een levensreddende ingreep weigeren. Maar dat is van een andere orde dan een vaccinatie weigeren. Wettig beslis jij dus voor jouw kind of het wordt gevaccineerd of niet. Overigens maar totdat het kind 12 jaar is. Vanaf dat moment beslist het kind mee; en in geval van onenigheid laat de wetgever de stem van het kind prevaleren.

Al eerder heb ik aangegeven dat ik me er goed in kan vinden dat kinderen die niet zijn gevaccineerd op een crèche worden geweigerd wanneer zij de gezondheid van andere kinderen in gevaar brengen. Hard maken dat de gezondheid van andere kinderen in gevaar is, is zo gemakkelijk echter nog niet. Daar komt nog bij dat ouders niet hoeven aan te geven of hun kind is gevaccineerd.

Ik ga echter nog verder: Ouders zijn in Nederland verplicht hun kind naar school te sturen. Deze verplichting is evident en wordt door weinigen ter discussie gesteld. Waarom vinden we het dan acceptabel dat ouders hun kinderen niet laten vaccineren – is de gezondheid van het kind niet nóg belangrijker dan een fatsoenlijke opleiding? Ik ben voorts van mening dat zich beroepen op het bestaan van een God die een andere mening is toegedaan géén argument is zolang onomstotelijk bewijs ontbreekt van het bestaan van die God en dat deze er daadwerkelijk zo over denkt. En ik weet dat het onzinnig klinkt, maar ik wil best beweren dat ‘mijn God van mening is dat ik tenminste tien keer per maand met een snelheid hóger dan 160 km/uur over de Nederlandse snelwegen moet rijden om hem in de gelegenheid te stellen op eenvoudige wijze in mijn leven in te grijpen wanneer hem dat goeddunkt’. Dat ik dan geen bekeuringen mag krijgen voor snelheidsovertredingen is ook evident, immers gehoorzaam ik alleen maar aan de wens van mijn God – Tot zover de lezing uit de vertaling van het boek VM, kapittel 13, vers 7a.

Het moge duidelijk zijn dat ik voorstander ben van een wettelijke verplichte vaccinatie die geldt tot tenminste 12 jaar.