Masterful Coaching van Robert Hargrove

mc-book-mc

Robert Hargrove is de auteur van het boek “Masterful Coaching”. In dit boek schrijft hij ondermeer dat het traditionele beeld van coachen gedateerd is en dat het vooral belangrijk is wie je bent als coach, welke invloed je als persoon hebt en welke ruimte je geeft aan de ander.

Dat betekent ook dat de coach aan zelfreflectie doet en dat ook bij de coachee stimuleert. Hij heeft een vijftal belangrijke uitgangspunten voor de coach geformuleerd:

  1. Ga uit van de mogelijkheden van de ander
  2. Richt je op de toekomst, de loopbaan die de mensen zelf moeten maken
  3. Wees uitdagend en ondersteunend richting coachee
  4. Geef regelmatig feedback met de nadruk op gedrag en houding
  5. Focus bij kritische feedback op wat je mist en niet op wat ‘fout’ zou zijn.

Leerlagen

Hartgrove leert ons dat er drie leerlagen zijn; het enkelvoudig leren, het tweeslagleren en het drieslagleren. De betekenis van deze drie leerlagen wordt aan de hand van onderstaande figuur uitgelegd.

hargrove-leerlagen

  • De eerste leerlaag is die van het enkelvoudig leren (single loop): wat doe ik?
    Werken op deze leerlaag levert vooral verbeteringen op korte termijn op. Het is gericht op de functionele verbeteringen in het dagelijkse werk; het concreet toelichten en instrueren op gedrag in het dagelijkse werk. Deze leerlaag komt veel bij ‘coaching on the job’ voor.
  • De tweede leerlaag van het tweeslagleren (double loop of herkaderen) is al meer gericht op de persoonlijke ontwikkeling en verandering. Intenties en opvattingen worden benoemd (wat vind ik belangrijk?).
  • Deze leerlaag is afhankelijk van de taakvolwassenheid en reflectief vermogen van de coachee en de situatie/omstandigheid waarin de coachee zich bevindt. Het gaat hier dan om het beoordelen van prestaties, het geven van feedback en het benoemen van sterke punten en leer- en ontwikkelpunten voor een langere periode.
    De derde leerlaag van het drieslagleren (triple loop of transformeren) raakt meer de kern, namelijk: vanuit welke keuzes, motieven, waarden en identiteit(en) handelt iemand (wie ben ik en wat wil ik zijn) en welke transformatiemogelijkheden zijn haalbaar.

Volgens Hargrove is een ‘goede’ coach zich bewust van deze leerlagen en kan ze ook daadwerkelijke toepassen. In elke leerlaag zal de coach de coachee vragen stellen en hem/haar laten nadenken over zijn/haar handelen en hoe dat kan worden verbeterd. Hiervoor zijn vaardigheden benodigd die per laag enigszins verschillen.

  • In de eerste leerlaag geeft de coach feedback over het handelen van de coachee en vraagt door hoe dat kan worden verbeterd. De nadruk ligt bij het verbeteren van acties. à Wat heb je gedaan en hoe kan dat anders/beter?
  • In de tweede leerlaag vraagt de coach naar de opvattingen en overtuigingen van waaruit de coachee handelt. Veelal wordt hierbij een bepaalde situatie als uitgangspunt gekozen. De coach probeert door middel van vragen de coachee anders over deze opvattingen en overtuigingen te laten nadenken (herkaderen) zodat de coachee ook anders gaat handelen. à Waarom kijk je daar zo tegen aan? Vanuit welke beelden/overtuiging handelde je in die situatie? Waarom vind je dit goed of slecht?
  • In de derde leerlaag heeft de coach vooral een luisterende en vragende houding. Hij probeert te achterhalen welke waarden bepalend zijn voor het handelen van de coachee. Daarbij probeert de coach de coachee inzicht te geven in zijn identiteit (wie ben ik en wat wil ik) en wat daarin belemmerend kan zijn. Van hieruit wordt al vragend bekeken wat daarin anders kan of wenselijk is. à Wie wil je zijn in deze situatie? Welk motief ligt ten grondslag aan dit handelen?

Gesprekstechnieken

Een goede coach neemt de coachee mee, beschikt over een uitstekende gesprekstechnieken (LSD) en brengt structuur (GROW) in het gesprek aan om de coachee te helpen inzicht te verkrijgen in zijn handelen (1ste leerlaag) en in zijn overtuigingen (2e leerlaag):

  • Luisteren: hij laat zien dat hij goed luistert (oogcontact, knikken). Hij valt de ander niet in de rede en laat echt zien dat hij belangstelling heeft door naar gevoelens en ideeën te vragen.
  • Samenvatten: hij vertelt in eigen woorden wat hij van de coachee gehoord heeft, zet de belangrijkste punten op een rij en geeft aan welke emotie hij in het verhaal van de ander hoort.
  • Doorvragen: hij vraagt door naar acties die ondernomen zijn of nog te ondernemen zijn, vraagt naar de drijfveren en kan doorvragen naar het realiteitsgehalte van de interpretaties van de coachee.
  • Goal: wat is het doel van het gesprek, wat wil je bereiken?
  • Reality: wat is er tot nu toe gedaan, wie zijn erbij betrokken, wat was het effect?
  • Options: welke mogelijkheden zie je en hoe kan je dat bereiken?
  • Willingness: wat ga je doen, wanneer en welke steun heb je nodig?